Met zo’n 30 agrariërs die zich voor de onderdelen van Broedplaats Zoet Water hebben aangemeld, zijn in de tweede en derde week van juli oriëntatiegesprekken gevoerd. Het onderwerp leeft, er is behoefte aan zoet water en we komen met de onderdelen van de broedplaats op het juiste moment. Wensen en ideeën werden opgehaald en mogelijkheden geïnventariseerd. Waar loopt een ondernemer tegenaan en wat heeft hij al gedaan? Met een van de vier gespreksleiders en bedrijfsadviseur bij ZLTO, John Bal, blikken we op deze gesprekken terug.
John Bal zegt: “We hebben vooral in de breedte gekeken, wat kun je doen aan buffering of opslag in de grond en als je zoet water hebt – hoe houd je het beschikbaar, hoe ga je er efficiënt en zuinig mee om, waar kun je dat zelf doen en waar heb je de buren voor nodig.” De ondernemers die zich hebben aangemeld zijn al met de problematiek bezig, Bal licht toe: “Ze zijn bezig met het meten van het zoutgehalte in het water (project Natuurlijk Zoet), zijn al actief met stuwtjes, hebben diepdrains aangelegd of hebben er al een keer met de buren over gesproken. Ook hebben we gesproken met ondernemers die als groep aan de slag willen. De eenvoudige dingen hebben ze over het algemeen al gedaan. Men is heel positief over broedplaats zoet water en wil er liever vandaag dan morgen mee verder. Ook zien ze graag dat er snel een oplossing gevonden wordt. Iedereen vindt het ook positief dat er nu vanuit de samenwerking in het Living Lab aandacht voor de problematiek is, en waardeert het echt dat de gemeente tijd en energie investeert en er eigenlijk ook de nek mee uitsteekt.”
Gebiedsbenadering
Bal geeft aan dat er in het gebied een aantal dingen sterk opvallen: “Op Schouwen-Duiveland hebben we zoute kwel en aan de kant van de Grevelingen wordt dat zoute kwelwater door het hele eiland heen getransporteerd om ter hoogte van Zierikzee de Oosterschelde in te gaan. Dat gaat dan dwars door een gebied waar vergeleken met de rest van het eiland van nature wat meer zoet water zit. Dat is zonde, want je gaat zoet water vermengen met zout of brak water. Op zich heel verklaarbaar want van oudsher zijn we erop gericht geweest om overtollig water zo snel mogelijk kwijt te raken, zonder te kijken naar zoet water of hoe het systeem in elkaar zit. De hoofdsloten en zijsloten zijn in de winter en het vroege voorjaar nog zoet, maar dat voer je af en dat ben je kwijt, terwijl je het op een later moment zou willen benutten. En in de omgeving van Oosterland/Bruinisse is er een zoetwaterbel, alleen de vraag is hoe kunnen we daarbij komen en hoe gaan we daarmee om zodat we toch ook die zoetwatervoorraad voor de toekomst behouden? De bewustwording, die gedachte en die omslag zijn de laatste twee, drie jaar erg versterkt.”
Ook speelt dat ondernemers het water wél willen vasthouden, maar niet het risico willen lopen op wateroverlast. John verklaart: “Agrariërs kunnen door veel regen in de oogst- en rooitijd meer schade hebben dan door droogte. Want als het te nat is kun je niet oogsten en heb je niks, en bij droogte in het voorjaar heb je minder kilo’s en een kleinere maat, maar dan heb je aan het eind nog wat. De waterbalans is heel belangrijk.”De verschillen met Goeree-Overflakkee waar wel volop zoet water is, kwamen bij verschillende bedrijven ook aan bod. Ondernemers op Schouwen-Duiveland die in het verleden wel bollen, witlofpennen, erwten of bonen teelden zijn hiermee gestopt. Voor deze gewassen is in de groeiperiode te weinig zoet water beschikbaar. Een externe wateraanvoer werd ook genoemd, maar ook dan zal het waarschijnlijk nog én-én zijn. Want ook dan is zuinig en efficiënt met het zoet water omgaan van belang.
Kreekrug of poelgrond
Gevraagd naar de mogelijkheden van bedrijven, zegt Bal: “Die hangen sterk samen met de bodemopbouw en de ondergrond. Bedrijven op de kreekruggen richten zich op wat doen we met de zoetwaterbel en hoe houden we de sloten zoet. Bedrijven op de poelgronden, de oudere lage polders met zoutere gronden die eigenlijk alleen een dunne zoetwaterlaag in de bouwvoor hebben, vestigen hun hoop op de zoetwaterlens van 50 cm tot 1 meter. Ook wordt gedacht aan klimaatadaptieve of peilgestuurde drainage, een bassin of druppeldrainage.”
De ondernemers kunnen meedoen met bodem- en watercoaching door ZLTO, met quickscans voor waterberging en met gebiedsprojecten/fieldlabs om in een bepaald gebied de zoetwaterbeschikbaarheid te vergroten. Door slim te combineren willen we zoveel mogelijk iedereen helpen.