Voor de bodem- en watercoaching binnen de Broedplaats Zoet Water Schouwen-Duiveland is een nieuw team bodem- en watercoaches aangetreden. Monique Oostvogels, bodem- en watercoach voor BodemUP en belangenbehartiger bodem en water voor ZLTO, zet zich samen met Daniël Westerbeke, Frans Deijkers en Simon Rijk, werkzaam bij CZAV, in voor een gezonde bodem. Een bodem waarop gewassen goed willen groeien en die zoet water langer vasthoudt. Het team van bodem- en watercoaches is nu ‘viermens-sterk’ en allen zijn geaccrediteerde bodemadviseurs doordat zij de bodemopleiding van Aeres Hogeschool hebben gevolgd of nu bijna afgerond. Zij zijn specifiek opgeleid voor advisering over duurzaam bodembeheer. De coaches kunnen onderling ervaringen delen en van elkaar leren, dat komt ten goede aan de deelnemers in het gebied. De betrokken agrariërs houden een vaste coach voor de advisering en de één-op-één gesprekken.
Dit voorjaar vonden de eerste gesprekken plaats (vóór het groeiseizoen) hierin zijn vooral de kentallen van de bodemanalyses doorgesproken. In augustus en september werd de tweede ronde gesprekken (eind groeiseizoen) gehouden en in november en december volgt (ná het groeiseizoen) de derde ronde. We vragen Monique Oostvogels naar ervaringen uit de tweede ronde gesprekken.
Waar staan we nu?
“In deze tweede gespreksronde gingen boer en coach het veld in om de theorie met de praktijk te verbinden en de theorie ‘te laten leven’. In de volgende ronde van gesprekken, wordt als bijvoorbeeld groenbemesters winterover blijven staan, gekeken naar de stand van de gewassen en het groeiseizoen wordt geëvalueerd met een doorkijk naar het volgend teeltseizoen. Je graaft een profielkuil en kijkt naar de bodem. Wat gaat daar goed en wat gaat er minder goed. Wat is daar nu nog aan te doen of naar wat we eraan kunnen doen zodat het volgend jaar wel goed gaat. Problemen kunnen bijvoorbeeld zijn dat je een verdichtingslaag tegenkomt die je moet opheffen of het bodemleven kan tegenvallen, ook kan het zijn dat je nog resten van organische stof tegenkomt waarvan je had gehoopt dat die al waren verteerd. Dan kun je naar je grondbewerkingen of het stimuleren van bodemleven kijken hoe je die mineralisatie beter op gang kunt brengen.”
Jaap Jan op ’t Hof heeft vanaf 2013 een NKG-bedrijf. Deze afkorting staat voor ‘niet kerende grond’ en betekent dat hij niet ploegt. Hij voegt wel mest, compost en ook wel kunstmest toe. De bodem wordt daardoor veel rijker en van verslemping heeft hij geen last. De organische stof en mest blijven boven, waardoor in de bovenste 10 tot 20 cm meer organische stof voorkomt en er een gunstig effect is op je mineralenhuishouding. Op ’t Hof had het in de tweede gespreksronde met zijn coach Frans Deijkers vooral over het probleem van de aaltjes in de bodem: “De vraag is hoe stimuleer je dat de ‘goede’ aaltjes die de voor de planten parasitaire aaltjes aanpakken? Ook was de keuze voor het zaaien van de groenbemester onderwerp van gesprek. Want ook deze keuze heeft effect op de bodemgesteldheid. Sommige groenbemesters hebben een betere aaltjes werende werking dan andere. Door dit met elkaar te bespreken, doe je nieuwe inzichten op. Want hoe gezonder de bodem, hoe sterker je gewas, waardoor de aaltjes die schade geven ook weer minder kans maken.”
Wat vooral naar voren komt
“Op Schouwen-Duiveland is verslemping een groot probleem. Dat heeft te maken met hoe het gebied is ontstaan en de lagen zich hebben afgezet. De ondergrond van Schouwen-Duiveland kent veel lichte zavelgronden. Deze grond kent een heel fijne structuur, gronddeeltjes staan niet heel stabiel in verbinding met elkaar. Waardoor zavelgronden vooral bij lange natte perioden, sneller dan zwaardere kleigronden over hun vloeigrens heen zijn en in elkaar zakken.
Bij het graven van profielkuilen is vooral naar de verslemping gekeken. Het kan voorkomen aan het oppervlak of in de bodem. Aan het oppervlak zie je het duidelijk, dan blijven er plassen water op staan en bij droog weer ontstaat er een korst, dat zit dan meteen al in de eerste 10 tot 20 cm. Maar slemp kan ook intern in de bodem voorkomen en daarvoor heb je zo’n profielkuil nodig. Naarmate dat je dieper komt, kom je dan een natte laag tegen, en vaak is het dan daaronder weer wat droger. Dat betekent dat die natte laag in elkaar is gezakt en dus ook nat blijft. Je wortels kunnen daar niet in groeien, of zaden kunnen daarin niet kiemen. Daar zal de draagkracht van je grond niet groot zijn. Dit zijn plekken die meestal alleen maar groter worden.”
Wat is daaraan te doen?
“Bij niet kerende grondbewerking, door niet te ploegen, maak je gronden hier minder gevoelig voor. Een andere oplossing is de groenbemester de winter over te laten staan. Dat maakt je grond minder vatbaar voor slemp en de hoeveelheid organische stof in je grond neemt toe. Als de grond meer organische stof bevat, wordt hij ook weer minder gevoelig voor slemp.”
Oostvogels besluit: “Wat ik terugkreeg uit de gesprekken en ook van de andere adviseurs hoorde is dat de agrariërs aangaven dat het fijn was dat er in de tweede ronde heel specifiek wordt meegekeken en -gedacht vanuit de bodem. Dat geeft andere inzichten en dat wordt zeker gewaardeerd. Er is veel interesse in vernieuwing. De boeren zijn soms ook zoekend naar wat er bij hen past en wat past bij de periode van het jaar. Want je kunt een heel mooi plan maken maar de weersomstandigheden zijn enorm bepalend. En dan moet je je plan daarop aanpassen. De uitdaging is steeds beter te gaan weten waarop je moet anticiperen.”
Dit project is een onderdeel van de Broedplaats Zoet Water Schouwen-Duiveland. Het is mogelijk gemaakt met steun van het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland Zuidwestelijke Delta (IBP-VP-ZWD) en subsidie van provincie Zeeland.