Het bodem- en watersysteem in de klei- en veengebieden in de kustzones en langs de grote rivieren van ons land staat onder druk. In de laaggelegen landelijke gebieden, ook wel Laag Nederland genoemd, zijn o.a. door klimaatverandering flinke investeringen in het watersysteem nodig om de situatie op de lange termijn leefbaar te houden. De huidige situatie en keuzes in het landschap zijn vaak niet duurzaam en klimaatrobuust. Zo zijn sommige gebieden bijvoorbeeld sterk afhankelijk van zoet water van elders en staat het verdienvermogen van sectoren als de landbouw onder druk.
We moeten toewerken naar een klimaat- en waterrobuust Laag Nederland in 2050, dat is het hoofddoel van het project LN2050. Een gedegen verkenning van de uitgangspositie vormt de basis voor het project LN2050. Voor elk van de drie studiegebieden Schouwen-Duiveland, Waterland en Frieze Boezem, is een contextanalyse opgesteld.
De contextanalyse Schouwen-Duiveland die eind 2023 werd gepresenteerd, laat zien dat het aanzien van Schouwen-Duiveland vanaf de tweede helft van de 20e eeuw als gevolg van landschappelijke herinrichting na de Watersnood van 1953 ingrijpend is veranderd. Grote delen van het eiland kennen tegenwoordig een functioneel landschap, ingericht naar de wensen van de belangrijkste landgebruiker ter plaatse.
De afgelopen decennia komen steeds meer knelpunten en opgaven van dit functionele landschap naar voren. De combinatie met de belangrijkste autonome ontwikkeling, klimaatverandering, zorgt ervoor dat het bodem- en watersysteem steeds meer onder druk komt te staan. De belangrijkste gebruikers van het landschap van Schouwen-Duiveland zijn landbouw, natuur en recreatie/toerisme. In de contextanalyse staan voor de verschillende sectoren knelpunten en opgaven in het licht van de drie belangrijkste klimaateffecten op het bodem- en watersysteem: wateroverlast, droogte en verzilting. Meer weten? De contextanalyse Schouwen-Duiveland is opgenomen in de digitale bibliotheek van het Living Lab.
Eerste conclusies
Op basis van de analyses van de systemen in de voorbeeldgebieden zijn met medewerking van Deltares en KWR uit het projectteam LN2050 al een aantal algemene conclusies getrokken. Deze zijn ook bruikbaar voor andere gebieden.
- Om heldere en werkbare langetermijnplannen te kunnen ontwikkelen is het belangrijk een beeld te hebben van de werking van het bodem- en watersysteem. Waar zitten de belangrijkste knelpunten en hoe kunnen die onder invloed van klimaat, sociaaleconomische en institutionele factoren gaan veranderen?
- Het ontwikkelen van langetermijnperspectieven helpt de diverse stakeholders te denken in mogelijkheden (wat kan wel) en minder in problemen (wat allemaal moet). De hoofdlijnen zijn daarin belangrijker dan de details.
- Op dit moment zijn stakeholders aan het zoeken hoe meer sturing kan worden gegeven aan de ontwikkeling van het landelijk gebied. Processen vertragen of raken geheel op slot. Het is van belang dat er oog is voor de veranderende verdeling van rollen en verantwoordelijkheden die transities in zich dragen en hoe deze in de toekomst verdeeld moeten worden. Hierin ligt een leidende rol voor overheden en waterschappen die als democratisch gekozen organisaties kaders kunnen stellen voor verdere ontwikkeling en uitwerking van langetermijnperspectieven.
Een uitgebreidere beschrijving van bovenstaande conclusies is te vinden in het volgende WUR-rapport Laag Nederland in 2050: langetermijnperspectief en kortetermijntegenstellingen in Laag Nederland. En kijk ook hier.
Vooruitblik voor 2024
De eerste twee werksessies van LN2050 in 2023 hadden als doel gezamenlijk scenario’s verkennen voor een klimaat- en waterrobuust Schouwen-Duiveland. In de eerste sessie werd samen met de deelnemers in kaart gebracht wat de opgaven zijn voor het bodem- en watersysteem als het gaat om wateroverlast, droogte en verzilting en hoe deze opgaven door de deelnemers worden ervaren. In de tweede werksessie zijn deze opgaven uitgewerkt en werd gezamenlijk nagedacht over hoe Schouwen-Duiveland er in de toekomst uit kan zien: verhaallijnen voor de toekomst van het landschap. De sessies leverden waardevolle informatie op en hebben geleid tot goede gesprekken over inhoud en aanpak. Het is nog best even zoeken hoe scenario’s ons gaan helpen om vooruit te kijken.
Besloten is in 2024 meer in te zoomen op een kleiner voorbeeldgebied en niet het hele eiland als studiegebied te nemen. Dit maakt het mogelijk om meer tastbaar te maken hoe bepaalde scenario’s eruit gaan zien en welke gevolgen dit zal hebben voor het landschap en de agrarische bedrijfsvoering. Met drie scenario’s wordt aan de slag gegaan. Inzet is dat een zogenaamd nul-scenario laat zien wat er gebeurt als we niets doen. Twee andere scenario’s zijn gebaseerd op meer technologische oplossingen en op meer natuurgerichte ingrepen uitgaand van de fysisch-geografische en hydrologische uitgangsituatie.
Deze drie scenario’s staan woensdag 28 februari centraal tijdens de derde werksessie. Daarna worden de scenario’s door de betrokken onderzoeksinstellingen uitgewerkt en doorgerekend. Het samen nadenken en nader invullen van de toekomst aan de hand van de scenarioverkenning biedt een kans. We gaan vanuit verschillende invalshoeken de oplossingsrichtingen voor de opgaves verkennen. In de loop van 2024 wordt voor LN2050 de scenarioverkenning voor Schouwen-Duiveland afgerond.
Dit project is onderdeel van de Kennis en Innovatie Agenda (KIA) van het ministerie van Economische Zaken en wordt ook ondersteund door gemeente Schouwen-Duiveland en provincie Zeeland. Het wordt uitgevoerd onder de vleugels van het Living Lab/Broedplaats Zoet Water Schouwen-Duiveland.