Op 11 mei was het startoverleg met ASD en ZLTO voor ‘Klimaat- en waterrobuust Laag-Nederland van nu naar 2050’ (LN2050). Er is veel enthousiasme om samen aan de slag te gaan. Op 20 juni heeft het onderzoeksteam het gebied nader verkend. Wat staat er nog meer op het programma in dit project? We gaan in gesprek met Klaasjan Raat van wateronderzoeksinstituut KWR en Olaf Griffioen van gemeente Schouwen-Duiveland die het team voor de casus Schouwen-Duiveland aansturen en zorgen voor verbinding met het gebied en de projecten binnen het Living Lab.
Toekomstperspectief op gebiedsniveau
In het onderzoeksteam voor Laag-Nederland 2050 met experts van Deltares, KWR en de WUR zitten hydrologen die werken aan oplossingen voor de zoetwatervoorziening op Schouwen-Duiveland, een sociaal wetenschapper gespecialiseerd in gebiedsprocessen en toekomstanalyses, specialisten in het bodem- en watersysteem, akkerbouwkundigen, een landbouweconoom en landschapsarchitecten. Met deze deskundigheid in huis kunnen in een regionaal ontwerpproces toekomstscenario’s worden ontwikkeld voor het klimaat en waterrobuust inrichten van het landelijk gebied. Deze toekomstscenario’s worden ook inspirerend verbeeld en doorgerekend. In het project wordt pakweg één generatie vooruitgekeken.
Raat: “Er is altijd veel aandacht voor de problemen van vandaag, zoals het zoetwatertekort op Schouwen-Duiveland. En terecht. Daarnaast wordt er de laatste jaren in onderzoek veel verder vooruitgekeken, zo’n honderd jaar. Hoe ziet Nederland er dan uit? In dit project proberen we de brug te slaan tussen het nu en die verre toekomst. De komende dertig jaar staan we immers voor grote opgaven: hoe houden we een leefbaar platteland in onze delta, hoe gaan we om met de voedselvoorziening, met water en met energie, en welke ruimtelijke impact heeft dit op het landelijk gebied?”
Antwoorden vinden en kansen verbinden
Griffioen vervolgt: “Vanuit de zoetwaterproblematiek zijn we op Schouwen-Duiveland samen met de boeren binnen het Living Lab/Broedplaats Zoet Water Schouwen-Duiveland al wat langer aan de slag met het testen van oplossingen voor zoetwatertekorten. Het is goed om stil te staan bij vragen als hoe bestendig zijn deze oplossingen als je tien, twintig jaar vooruitkijkt? Investeren we in de goede dingen en wat komt er nog op ons af? De zoetwateropgave staat niet op zichzelf en is nauw verbonden met andere klimaateffecten als wateroverlast en verzilting. Duidelijk is ook dat klimaatverandering invloed heeft op de economie en toekomst van het landelijk gebied.”
Het project gaat op zoek naar antwoorden op vragen die bij veel agrariërs leven. Hoe ziet mijn bedrijf eruit in 2050, zijn investeringen die ik doe wel rendabel als het klimaat blijvend verandert? Welke andere opties met meer flexibiliteit zijn er en wanneer is het slim om keuzen te maken? Griffioen licht toe: “We gaan samen op zoek naar antwoorden. Het is vernieuwend dat we hieraan werken voor laag Nederland met het oog op de komende dertig jaar en dat we het in de breedte aanpakken. Waarbij we kijken naar de effecten van klimaatverandering en naar hoe hiermee om te gaan door bijvoorbeeld het aanpassen van het teeltplan, het gebruik van andere irrigatietechnieken of andere vormen van landgebruik. We kijken nadrukkelijk ook naar wat ondernemers de komende jaren nodig hebben om de bedrijfsvoering klimaatadaptief en toekomstbestendig te maken.”
Raat: “Doordat we een aantal scenario’s concreet gaan maken, doorrekenen en kwantitatief maken, zullen we zien hoe dat uitpakt voor bodem en water en wat het bedrijfseconomisch en voor teelten betekent. Om echt te weten wat toekomstbeelden betekenen, wil je zaken doorgerekend hebben. Met dit onderzoeksteam kunnen we dat. Het is bijzonder dat we scenario’s naast elkaar kunnen zetten, verbeelden én kwantificeren. De te voeren gesprekken en discussies zullen dankzij dit doorrekenen ook zinvoller en waardevoller zijn. Het ontwerpend onderzoeken wordt steeds meer toegepast in Nederland. Dat helpt om zaken beelden inzichtelijk te maken. Het gaat niet om het inrichten, die keuzes zijn aan de politiek. Nee, het gaat om het verbeelden van de toekomstpaden.”
Griffioen gaat in op deze vertaalslag: “Het is een belangrijk communicatiemiddel en daarnaast een inspiratiemiddel voor doelen, wensbeelden en de mogelijke richting. Met het onderzoeksteam halen we op wat er lokaal speelt en welke behoeften en kennisvragen er zijn. Deze kennis wordt praktijkgericht toegepast in de scenario’s, startend met een focus op de landbouw die gaandeweg wordt verbreed. We maken geen beleid maar gaan los van de belangen van vandaag in gesprek over de landbouw en het landelijk gebied van morgen.”
Waar staan we nu?
Over waaraan nu wordt gewerkt, zegt Raat: “We brengen de context in kaart, sociaaleconomisch, landbouwkundig, hydrologisch en hoe ziet het gebied eruit. Dat levert een gezamenlijke kennisbasis van het eiland, bondig opgeschreven in een overzichtsrapport. Een belangrijk onderdeel is de actorenanalyse waarmee we partijen binnen én buiten het gebied in beeld brengen. Hierop bouwen we verder met het verhelderen van de opgave en later bij het vaststellen van verschillende toekomstbeelden.”
Op 20 juni verkende het onderzoeksteam het gebied op de fiets tijdens een velddag. Twee agrarische bedrijven werden bezocht en Staatsbosbeheer gaf een toelichting op hoe zij aankijkt tegen de toekomst van de landbouw en de natuur in en rondom het Dijkwater. Dit soort bezoeken helpt de onderzoekers zich het eiland eigen te maken. Na de zomer wordt gewerkt aan het definiëren van verschillende scenario’s.
Tijdens het startoverleg op 11 mei zijn afspraken gemaakt en is de groep op de foto gezet (zie boven). Raat is erg blij met de betrokkenheid van de agrarische sector bij het project en het enthousiasme om samen aan de slag te gaan: “Samen met Agrarisch Schouwen-Duiveland en de ZLTO richten we een kleine klankbordgroep op met betrokken agrariërs, om een aantal keer per jaar te sparren en zo het project de juiste richting te geven."
Dit project is onderdeel van de Kennis en Innovatie Agenda (KIA) van het ministerie van Economische Zaken en wordt ook ondersteund door gemeente Schouwen-Duiveland en provincie Zeeland. Het wordt uitgevoerd onder de vleugels van het Living Lab/Broedplaats Zoet Water Schouwen-Duiveland.