Op 18 april wisselden betrokkenen bij de fieldlabs zoet water van het Living Lab Schouwen-Duiveland en die van de gebiedsaanpak op de kop van Goeree-Overflakkee ervaringen en geleerde lessen uit. Doel was leren van elkaar en punten benoemen waarmee we iets moeten doen om verder te komen. Vaak ligt de nadruk op wat er technisch allemaal mogelijk is, maar juist ook het proces, de samenwerking en gedeelde doelen zijn relevant.
De kennissessie vond plaats op een zonnige locatie aan de voet van de Brouwersdam. In deze goede setting gingen projectleiders van de gebiedsaanpakken, experts van adviesbureaus en ambtenaren van provincie, waterschap en gemeente met elkaar in gesprek. Interessant was te zien waar de overeenkomsten en verschillen zitten en vooral ook welke hobbels of ‘pijnpunten’ er zijn voor het opschalen van deze gebiedsaanpakken.
Op Schouwen-Duiveland werken partijen in de fieldlabs zoet water in de gebieden Brouwershaven-Zonnemaire en Burghsluis al langere tijd samen aan onderzoek en maatregelen. Op de Kop van Goeree-Overflakkee kreeg de gebiedsaanpak met de tweede fase van Waterpark Goeree-Overflakkee een vervolg met uitvoering en monitoring van de kansrijke maatregelen.
Overeenkomsten
Voor een goede start van een gebiedsproces is inzicht in de belangen en een gedeeld, afgebakend doel belangrijk. Het werkt goed om te beginnen met meten van de EC-waarden in het gebied, inzicht en kennis met elkaar te delen en ook aan de slag te gaan met kleine maatregelen, zoals het plaatsen van een schotje of een stuwtje. Het is een goede keuze te starten met waar de energie zit!
Als grondeigenaren zelf aan de slag gaan met het periodiek meten van EC-waarden, is het goed steeds een seintje te geven dat er weer gemeten gaat worden. Verder werkt het motiverend daarbij te vertellen waarom er soms extra metingen nodig zijn (bijvoorbeeld als het een tijdje hard geregend heeft of omdat er op bepaalde plekken nog metingen missen). En uiteraard is het belangrijk te bewaken dat de resultaten van de metingen worden teruggekoppeld.
Om vooruit te komen zijn er mensen met creativiteit en durf nodig. Dat zien we in alle gebiedsaanpakken. Het helpt als mensen net een stapje extra kunnen zetten. De kracht zit in de contacten van mens tot mens, korte lijntjes en onderling begrip. Het waterschap heeft bijvoorbeeld een sturende rol. Geconstateerd werd dat voor fundamentele verandering het ergens moet schuren. Wil je echt grote stappen zetten met iedereen in een gebied dan zullen rollen, doelen en samenwerkingsvormen ook moeten veranderen.
Aandachtspunten
Belangrijk voor het proces is steeds de korte termijn te verbinden met de lange termijn. Met alléén kijken naar de lange termijn gaat het niet. Zet ook steeds de referentiesituatie (als je niets doet) naast de situatie waaraan gewerkt wordt. Zijn we bezig met optimalisatie van het huidige systeem of met een paradigma shift? De afdelingen beleid, uitvoering, handhaving van een overheid als een waterschap, provincie of gemeente kijken soms niet op dezelfde manier naar het zoetwatervraagstuk en de praktijk in pilots. Hiervan moeten we ons steeds bewust zijn en in dat kader oplossend en verbindend te werk gaan.
Verschillen
Geografisch liggen de gebieden dicht bij elkaar, maar doordat er een provinciegrens tussen Zuid-Holland en Zeeland loopt, verschillen de betrokken de overheden en lokale partners in de gebieden. Ook hebben de gebieden ieder hun eigen historie. Het maakt uit of grondeigenaren elkaar goed kennen en gewend zijn vaker met elkaar op te trekken of niet. Denk bijvoorbeeld aan de samenwerking die al veel langer bestaat in het Partridge-project Burghsluis of aan de samenwerking binnen de Groene Raad op Goeree-Overflakkee. Het maakt ook uit of er wel of geen tegengestelde belangen zijn in een gebied. De uitgangssituatie qua beschikbaarheid van zoet water en samenstelling van de ondergrond is nergens hetzelfde. We merken dat er verschil is in de organisatie van plaatsen van stuwtjes en de kosten daarvoor. Dat heeft ook te maken met hoe je het met elkaar afspreekt.
Van tijdelijk naar definitief, wat is er nodig?
In een pilot mag en kan er vaak net wat meer, het is een experiment en kleinschalig. De vraag is hoe doorbreek je de pilotsfeer en kun je gaan opschalen? De gebiedsaanpakken geven input voor een nieuw kader voor de toekomst. Er wordt geëxperimenteerd met nauwer en hoger draineren, met werken aan de bodemstructuur en maatwerk in peilbeheer in tijd (flexibel) en ruimte (lokaal/kleine gebiedjes). Meer water vasthouden betekent ook meer bufferruimte. We weten dat ‘veiligheid en het voorkomen van natte voeten’ prevaleert boven het vasthouden van zoet water, maar waar ligt de grens?
Het is handig te weten wanneer een waterschap de herziening van de keur en de waterschapsverordening op de planning heeft staan, omdat de opgedane kennis dan tijdig ingebracht kan worden en er meer ruimte voor opschalen ontstaat. Idem dito voor de watergebiedsplannen die over berging en waterkwaliteit gaan. Daarna ligt het weer voor langere tijd vast. Verder zien we dat waterschappen in het oosten van het land meer ervaring hebben opgedaan in omgaan met droogte. Met hen kunnen we kennis en ervaring uitwisselen. Droogte is niet op één bestuurlijke plek belegd, voor governance ligt hier een uitdaging.
Dit project is een onderdeel van de Broedplaats Zoet Water Schouwen-Duiveland. Het is mogelijk gemaakt met steun van het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland Zuidwestelijke Delta (IBP-VP-ZWD) en subsidie van provincie Zeeland.